Workgroup 4, Part 2, Suggestions

NEDERLANDS

4. Suggesties voor decreten ministerie van cultuur Vlaanderen

  • coëfficienten-regeling
    bv. in onderwijs wordt voor een effectieve lesdag een gelijkaardige periode geteld
    kan een manier zijn om nu onzichtbaar werk zichtbaar te maken
    daarnaast is er steeds de link met outputgericht werk terwijl er nood is aan een loskomen hiervan
    is eerder een startpunt
    heel moeilijk om tot coëfficiënten te komen die voor elke discipline toepasselijk zijn
    hoe dingen in rekening brengen waar je bv. al 20 jaar aan werkt
    het kan wel dienen om te komen tot minima
    een prijslijst kan leiden tot een vervlakking van onderhandelingsmarges - er zijn vaak heel wat elementen die in overweging moeten worden genomen die misschien over het hoofd gezien worden in zo een systeem

het kan wel een basis bieden?
richtlijnen helpen in onderhandeling
opletten dat het niet tot een vervlakking van onderhandeling leidt nadenken hoe er structureel meer tijd kan worden voorzien om daarmee bezig te zijn - die tijd is er vaak niet - kan aanbeveling zijn naar een Vlaams niveau Ook als met spreekt over landschapszorg die zou toekomen aan de kerninstellingen dat men daar op toeziet dat dat niet enkel door de kernistellingen gestuurd wordt, maar ook door een netwerk waar voldoende kunstenaars in betrokken zijn

budgetten voorzien voor uitwerking van een dossier
onderhandeling en dossiers maken deel uit van de onzichtbare arbeid

(…) * meer aandacht in de beoordlingscommissies voor best practices Kan de administratie op zakelijke vlak niet - vanuit hun ervaring in eerdere rondes - aangeven wat zij zien als best practice?

Voorbereidende experimenten worden zo afgedekt in subsidieaanvragen Dat zijn dan zaken die vooraf gaan aan een dossier (en dus kunnen worden opgenomen in een aanvraag)

  • We werken in realiteit waarin iedereen zoveel mogelijk wil doen met zo weinig mogelijk middelen - winner takes all model- Er zou meer aandacht vanuit Vlaams niveau moeten komen voor hoe het systeem werkt, dus instellingen moeten ook anders beoordeeeld / geevalueerd worden (aantallen, prestaties: kwatitatieve beoordeling) > we moeten meer kijken naar kwaliteit en duurzaamheid die de organisaties teweeg brengen. Aanpassen van de manier waarop organisaties die een structurele subsidie geevalueerd worden naar kwaliteit en duurzaamheid ipv kwantatieve gegevens. Bv. gedelocaliseerde beoordeling: burgerplatform dat mee kan beoordelen bij evaluatie van organisaties - betere, evenwichtigere vertegenwoordiging in raden van bestuur

  • In de commissies zitten ook nauwelijks kunstenaars Administratie moet elke keer opnieuw worden ingelicht in hoe het veld echt werkt leden van beoordelingscommissies zouden vergoed moeten kunnen worden voor het werk dat ze doen + leden zouden gediversifieerder moeten zijn
    het zou deel kunnen uitmaken van elkeens praktijk op het veld

door dit werk betaald te maken (en niet langer als vrijwilligerswerk te beschouwen) is het mogelijk om ook een gediversifieerdere groep van mensen aan te spreken om een taak als beoordelaar op te nemen

  • PACE - Nieuw Zeeland - als kunstenaar voor zichzelf toekomstig werk creëert, waar tewerkstelling uit voortvloeit, dan kan dit meetellen om rechten te verwerven in de SZ of vrijgesteld te worden van zoekgedrag

moeilijk om dit te laten afhangen van residenties en beurzen - elke praktijk is anders

vraag is of het PACE systeem toegang tot SZ rechten vergemakkelijkt door lonen een ruimere periode coveren dan enkel de prestatiedagen - dan ligt het in de lijn van het effect van een taakloon in de werkloosheidsreglementering
probleem met taakloon is dat het niet wordt nmeegnomen naar opbouw van pensioenrechten; geen eenduidige berekening van rechten

ligt hier ook een verantwoordelijkheid voor de gesubsidieerde organsaties? betalen voor onzichtbare arbeid; vb verlonen van repetitietijd

  • art for UBI - UBI dat gelegitimeerd wordt vanuit onzichtbare arbeid, kan tegengewicht bieden voor voorstel voor basisinkomen langs FR zijde
    https://instituteofradicalimagination.org/2021/01/16/art-for-ubi-manifesto-launching-campaign/?fbclid=IwAR024B-e7QmgP1GokuRhJ3OjfKWMfHFel0qUHLEfQozG9F7RJ3PbLKVgbro

- Fair pay gekoppeld aan een stijging van de middelen in cultuur

Enerzijds wil SOTA blijven ijveren voor fair pay voor kunstenaars. Anderzijds beseft SOTA dat zolang organisaties onder gefinancierd blijven en/of er niet meteen alternatieve financieringen gevonden worden, er deels zal worden teruggevallen worden op de werkloosheidsuitkeringen. Met andere woorden ondergefinancierde organisaties gaan ervan uit dat een kunstenaar maar voor een deel kan vergoed worden voor het geleverde werk. En dit is een vicieuze cirkel, die eindelijk doorbroken moet worden door het ter beschikking stellen van meer middelen.

- Fair pay gekoppeld aan een betere verdeling van de middelen

De middelen van de subsidies zijn nu niet evenredig verdeeld. Teveel middelen gaan naar “over head” kosten. Het percentage van de middelen die effectief bij kunstenaars terecht komen staat in schril contrast met de middelen die naar infrastructuur gaan. Deze scheef gegroeide situatie moet zo snel mogelijk recht gezet worden. Dat zal toelaten dat meer middelen naar het betalen van arbeid van kunstenaars kan gaan.

- Schrijf eerlijke verloning als voorwaarde voor toegang tot subsidies in het Kunstendecreet

Het ‘fair practice’ charter JUIST IS JUIST helpt te bepalen welke verloning tegenover welke opdracht staat. Op die manier kan de verhouding tussen prestatie en verloning beter worden. Maar dit moet wel bindend worden gemaakt. En de voorwaarde voor toegang tot subsidies kan in het Kunstendecreet gekoppeld worden aan een correcte vergoeding van artiesten. SOTA ijvert dan ook voor collectieve prijszettingen in het decreet. Dit kunnen kunstenaars moeilijk individueel oplossen. Hun onderhandelingspositie is te zwak om tegen de macht van de ‘publieke markt’ (gesubsidieerde instellingen) op te kunnen. Het is ook een verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering om haar publieke markt zo te organiseren dat alle participanten daarin fair worden vergoed.

- Koppel de betalingen van prestaties aan voorbereiding volgens coëfficiënten

Een kunstenaar kan enkel een prestatie leveren indien ook de nodige voorbereidingen kunnen gebeuren. Bijvoorbeeld voor onderwijzers wordt er vanuit gegaan dat zij voor het aantal uren van de prestatie van het lesgeven ongeveer even veel tijd nodig hebben om dit voor te bereiden. Een dergelijke koppeling zou ook mogelijk gemaakt kunnen worden voor de prestaties in de kunsten.

- Een uitgebreider begrip van ‘artistiek werk

SOTA vindt het belangrijk na te denken over wat ‘werk’ is voor mensen die artistieke activiteiten beoefenen en hoe die activiteiten zouden kunnen helpen in de opbouw van sociale rechten, zoals de periodes van (autonoom) artistiek onderzoek, periodes van werk met een Beurs waar men nu geen loon mag van uitkeren, de aanwezigheid in een residentie, repetities, ontwikkelen van een nieuw werk (de bewijslast kan niet enkel liggen bij ontvangen beurzen, daar dit een enorme afhankelijkheid creëert van de budgetten die de Vlaamse regering ter beschikking zal stellen voor haar cultuurbeleid).

De bedoeling van SOTA is hier absoluut niet om kunstenaars aan de bijdragen aan de sociale zekerheid te laten ontsnappen! De kunstenaar zou het liefst meer bijdragen, indien faire verloningen het nieuwe normaal zouden worden.

Maar binnen de staat zouden eventueel mogelijke gunsten kunnen verleend worden aan zich zelf. Wat baat het als een kleine beurs onmiddellijk gehalveerd wordt door de betaling van sociale lasten om hiermee ook een sociale zekerheid mee op te bouwen?

Hier formuleert de Resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2007 het idee dat SOTA in gedachten heeft: “Herinnert eraan dat alle artiesten permanent hun activiteiten uitoefenen, die niet beperkt zijn tot de tijd die hun zichtbare artistieke vertolkingen of uitvoeringen in beslag nemen; Merkt in dit verband op dat de tijd die kunstenaars aan repetities besteden in alle opzichten effectieve werktijd is en dat het essentieel is om al deze perioden van activiteit in aanmerking te nemen bij het vaststellen van hun loopbaanverleden, zowel tijdens periodes van werkloosheid als voor het bepalen van het pensioenbedrag”.[^18]

Activiteiten op basis van werkbeurzen of residenties zouden ook in de loonkorf, waarvan sprake, mee opgenomen kunnen worden.


FRANCAIS

4. Suggestions pour le ministère de la culture Communauté flamande

- une rémunération équitable liée à une augmentation des fonds culturels*

D’une part, SOTA continue à œuvrer pour la rémunération équitable des artistes. Par ailleurs, tant que les organisations restent sous-financées et/ou qu’un financement alternatif n’est pas disponible, SOTA réalise qu’il y aura un repli partiel sur les allocations de chômage. En d’autres termes, les organismes sous-financés partent du principe qu’un artiste ne peut être que partiellement rémunéré pour le travail qu’il accomplit. Et cela crée un cercle vicieux, qu’il importe de briser avec la mise à disposition de ressources supplémentaires.

- Une rémunération équitable liée à une meilleure répartition des ressources

Les moyens financiers des subventions ne sont pas répartis de manière égale. Trop de ressources sont consacrées aux coûts « généraux ». Le pourcentage de fonds qui parvient réellement aux artistes contraste fortement avec la part réservée aux infrastructures. Cette situation déséquilibrée doit être corrigée dans les plus brefs délais. Cela permettra de consacrer davantage de ressources à la rémunération des artistes.

- Inclure la rémunération équitable comme condition d’accès aux subventions dans le Décret sur les Arts

La charte des « pratiques équitables » Juist is Juist aide à déterminer la rémunération appropriée à une tâche. Ceci permet d’améliorer la relation entre la prestation et la compensation. Mais ces pratiques nécessitent d’être contraignantes. Et la condition d’accès aux subventions dans le décret sur les arts pourrait être liée à une rémunération juste des artistes. SOTA travaille donc pour inclure la tarification collective dans le décret. Les artistes peuvent difficilement résoudre ce problème individuellement. Leur position de négociation est trop faible pour résister au pouvoir du « marché public » (institutions subventionnées). Il incombe également au gouvernement flamand d’organiser son marché public de manière à ce que tous les participants puissent être équitablement rémunérés.

- Lier la rémunération des prestations à leur préparation à l’aide de coefficients

Un artiste ne peut fournir de prestation qu’avec les préparatifs nécessaires. À titre d’exemple, on considère qu’un temps égal de préparation est nécessaire pour le nombre d’heures qu’un enseignant donne en classe. Un tel lien pourrait également être établi pour les prestations artistiques.

- Une conception élargie du « travail artistique »

SOTA estime qu’il est important de réfléchir à la nature du “travail” des personnes exerçant un activité artistique et à la manière dont cette activité peut contribuer à la construction de droits sociaux. Ainsi des périodes (autonomes) de recherche artistique, des périodes de travail subventionné sans possibilité de conversion en salaire, la présence en résidence, les répétitions, le développement d’une nouvelle œuvre… (la charge de la preuve ne peut reposer uniquement sur les subventions reçues, car cela crée une énorme dépendance par rapport aux budgets que le gouvernement flamand mettra à disposition pour sa politique culturelle).

L’intention de SOTA n’est absolument pas de permettre aux artistes d’échapper aux cotisations de la sécurité sociale ! Les artistes préféreraient contribuer davantage, si des salaires équitables devenaient la norme.

Maar binnen de staat zouden eventueel mogelijke gunsten kunnen verleend worden aan zich zelf. Wat baat het als een kleine beurs onmiddellijk gehalveerd wordt door de betaling van sociale lasten om hiermee ook een sociale zekerheid mee op te bouwen?

La résolution du Parlement européen du 7 juin 2007 partage l’idée de SOTA : « Rappelez-vous que tous les artistes exercent en permanence leurs activités, qui ne se limitent pas au temps consacré à leurs interprétations ou représentations artistiques visibles ; notez à cet égard que le temps que les artistes consacrent aux répétitions constitue à tous égards un temps de travail effectif et qu’il est essentiel de tenir compte de toutes ces périodes d’activité pour déterminer l’évolution de leur carrière, tant pendant les périodes de chômage qu’au moment de déterminer le montant de la pension.» [^17]

Les activités fondées sur des bourses de travail ou des résidences pourraient également être inclues dans le panier de salaire.


ENGLISH

4. Suggestions for the Ministry of Culture Flemish Community

- Fair pay linked to an increase in resources in culture

On the one hand, SOTA wants to continue to promote fair pay for artists. On the other hand, SOTA realises that as long as organisations remain underfunded and/or alternative funding is not immediately found, there will be a partial fall back on unemployment benefits. In other words, under-funded organisations assume that an artist can only be partially remunerated for the work he or she has done. And this is a vicious circle that must finally be broken by making more funds available.

- Fair pay linked to better distribution of resources

The resources of the subsidies are not distributed equally at present. Too many resources go to “over head” costs. The percentage of funds that actually reach artists contrasts sharply with the funds that go to infrastructure. This lopsided situation must be rectified as soon as possible. This will allow more resources to go to paying for artists’ work.

  • Make fair pay a condition of access to subsidies in the Arts Decree
  • .

    The ‘fair practice’ charter JUIST IS JUIST helps to determine which remuneration is to be paid for which work. In this way, the relationship between performance/work and remuneration can be improved. But this must be made binding. And the condition for access to subsidies in the Arts Decree could be linked to the correct remuneration of artists. SOTA is therefore working hard to have collective price setting included in the decree. Artists can hardly solve this individually. Their bargaining position is too weak to stand up to the power of the ‘public market’ (subsidised institutions). It is also a responsibility of the Flemish government to organise its public market in such a way that all participants are fairly remunerated.

    - Link payments for commissions to the preparatory work according to coefficients

    An artist can only deliver a performance if the necessary preparations can also be made. For example, for teachers it is assumed that for the number of hours of the performance of teaching they need approximately the same amount of time to prepare. Such a link could also be made for performance in the arts.

    - A brader scope to define ‘artistic work’

    SOTA believes it is important to think about what ‘work’ is for people who practise artistic activities and how these activities could help in the accumulation of social rights, such as periods of (autonomous) artistic research, periods of work with a grant from which one is now not allowed to pay a salary, the presence in a residency, rehearsals, development of a new work (the burden of proof cannot lie solely on grants received, as this creates an enormous dependence on the budgets that the Flemish government will make available for its cultural policy).

    The intention of SOTA here is absolutely not to let artists escape the social security contributions! The artist would prefer to contribute more, if fair salaries were to become the new normal.

    But the state could grant a favour to itself. It doesn’t benefit anybody if a small grant is immediately halved by the payment of social security contributions in order to build up social security?

    This is where the European Parliament Resolution of 7 June 2007 formulates the idea that SOTA has in mind: “Recalls that all artists are permanently engaged in their activities, which are not limited to the time taken up by their visible artistic performances or renditions; Notes in this regard that the time spent by artists on rehearsals is in all respects effective working time and that it is essential to take all such periods of activity into account when determining their career history, both during periods of unemployment and for the purposes of determining the amount of the pension.”[^18]

    Activity based on work grants or residencies could also be included in the pay basket, which is under discussion.