Workgroup 4, Part 1, Problems

NEDERLANDS

hosts: katleen vermeir (Jubilee+SOTA), Danielle Van Zuilen (Kunsthal Gent), Yasmina Boudia (Hiros), Julie Van Elslande (Jubilee)
deelnemers: Lieve De Min (Kunstenwerkplaats), Dirk De Wit (Kunstenpunt BK) Tolken: Tessa EN-NL Goran FR-NL

INTRO

terugkoppeling generieke intro * integrale aanpak stuurt aan op interministeriële samenwerking * ontwerp nieuw kunstendecreet, risico’s die ontstaan dat beslissingen op verschillende niveaus elkaar tegenwerken: o.a. bv. fair pay: indien dit niet voldoende ingebed zit in decreet kan dit tot manke SZ opbouw leiden

HUIDIGE PROBLEMEN
* Voorstellen die momenteel circuleren omtrent Kstatuut
houden geen rekening met de realiteit van de sector: o.a. verlenging neutralisering = momenteel 3 prestaties, verschillende voorstellen stellen voor om dit op te trekken - dit lijkt vanuit kunstenaarsperspectief onhaalbaar omdat er vaak heel lange voorbereidingen zijn zonder effectieve tewerkstelling

  • onderbetaling/onderfinanciering:
    vanuit kunstenaarsperscpectief:
    bv. binnen de BK is de vergoeding die tegenover een solo-expo staat niet in verhouding met de tijd die opgaat aan voorbereiding
    verwijzing naar ‘fair pay’ code in NL - het verschil met de situatie in BE is groot

vanuit perspectief van de organisatie
is het niet altijd evident om een balans te vinden tussen productiebudget en verloning van kunstenaars.
het is vaak de kunstenaar zelf die mee-beslist om meer te investeren in productie en minder in loon, ikv een totaalbudget voor een expo.

fair pay for the few is niet de oplossing en dat dreigt zich voor te doen als ‘fair pay’ richtlijnen nu heel strikt worden gemaakt. (cfr. in NL gebeurt dit nu al - daar werd wel een mouw aangepast vanuit het mondriaanfonds die tekort bijpast)

i.k.v. Co-producties (bv. werking van HIROS die vooral als tussenpersoon fungeert tussen kunstenaar en geldschieter)
er zijn wel richtlijnen vanuit CAO’s waarin minima bepaald zijn maar het blijft een discussie om deze onderhandeld te krijgen met presentatieplekken, co-producenten.
kunstenaar eist vaak mede-zeggenschap en boet soms zelf in op zijn verlonin - dit zijn vaak moeilijke discussies.

ook in overhead functies is er veel onbetaald werk - deze inspanningen leiden vaak tot burnout… er is een wil om zoveel mogelijk te doen met heel weinig middelen waardoor er vaak over de rooie wordt gegaan. aan de basis daarvan ligt het feit dat er té weinig geld is om alles te doen.

organisaties zitten in zelfde mechanisme als kunstenaars

te veel willen doen met te weinig middelen

we zouden dit ‘zichtbaarder’ kunnen maken - maar dat brengt ons bij een soort ‘zelf-sanering’ waarbij het veld verkleint

basisvraag ‘wat is werk’ kan ons helpen duidelijk te maken/bewust te worden wat effectief moet vergoed worden
en waar we niet kunnen/willen van afwijken

loon op basis van ‘tijd’ zou de sokkel moeten blijven van vergoeding i.p.v. ontwikkeling van ‘prijslijsten’
dit kan moeilijk worden wanneer praktijken heel ver uit mekaar lopen qua tijdsinvestering - is het een optie om te beginnen bij een minimum dat gelijk is voor iedereen
daarom lijkt een calculator misschien een goed begin
dit kan een eerste stap zijn in de richting van bewustwording omtrent ‘fair pay’

binnen de SZ speelt ‘taakloon’ een belangrijke rol, heeft het een belangrijke impact op de opbouw en rechtenverwerving - hiermee moet rekening gehouden worden in verloning van kunstenaars - als we wegevolueren van een vergoeding op basis van tijd en ‘taakloon’ een cruciaal begrip blijft dan moet daarover ook sociaal overleg mogelijk zijn/ minima bepaald worden

BK binnen kunstendecreet is slechts 3%

  • vergoeding voor momenten van onderzoek

beurzen en residenties ikv nieuw kunstendecreet

in het ontwerp worden deze beperkt in aantal en bedrag deze instrumenten worden vnl. ingezet op research en development een beheer van deze middelen door een organisatie wordt in het ontwerp decreet onmogelijk gemaakt, waardoor opbouw SZ in die momenten niet mogelijk is
dit lijkt ook deels te gaan om een fiscaal probleem - opnieuw een element dat speelt op verschillende beleidsniveaus

wie draagt het risico voor research/development op vlak van SZ?
in hoeverre kan/wil men rekening houden met verschillende bestaande statuten op niveau van het kunstendecreet?

zonder tijd voor ontwkkeling komen kunstenaars niet op het niveau om tot goede projecten te komen

een projectsubsidie ontwikkeling is erg outputgericht en biedt hier niet noodzakelijk een antwoord op

4. Problemen cultuurbeleid Vlaanderen

Een van de andere onderliggende redenen waarom kunstenaars moeilijk een sociale zekerheid opbouwen is de onderfinanciering van cultuur.

- Stigmatisatie

De beeldvorming rond kunstenaars bij een deel van de burgers en de politiek is nog steeds stigmatiserend. Kunstenaars zouden niet voldoende ‘ondernemend’ zijn, en te sterk afhankelijk zijn van subsidies. Er werden een aantal studies uitgevoerd waarin de precaire sociaal-economische situatie van de kunstenaar wordt verduidelijkt. Hieruit blijkt dat deze precariteit niet voortkomt uit een gebrek aan inspanningen vanwege de kunstenaar, integendeel, de problematiek is structureel van aard. Onderfinanciering van cultuur leidt tot slechte verloning: slechts een fractie van het werk dat de kunstenaar in opdracht van een gesubsidieerde organisatie uitvoert wordt betaald.

- Verdeling van de taart

De culturele sector genereert 5,6 % van de bruto toegevoegde waarde van Vlaanderen, maar wordt slechts voor 1% van het totale Vlaamse budget ondersteund. [^14] Dit is een scheefgegroeide situatie in de verdeling van de middelen. Cultuur wordt door een aantal politieke partijen voorgesteld als een kost voor de maatschappij, terwijl het net één van de motoren en financierders er van is. Meer middelen naar cultuur zijn dan ook meer dan gerechtvaardigd!

- Gebrek aan terugvloei van meerwaarde

Zoals onderwijs genereert kunst een grote meerwaarde. Economen spreken van een positieve externaliteit, dit wil zeggen dat deze sectoren een economische en maatschappelijke meerwaarde genereren waarvoor de gebruiker niet of nauwelijks moet betalen. Ze hebben als het ware een groot multiplicator effect. Hun meerwaardes kunnen geoogst worden in bijvoorbeeld de toeristische sector, stadsontwikkeling, vastgoedprojecten (zonder dat de kunstenaar daar mee de vruchten van plukt), maar ook in onderwijs, gezondheidszorg…

De kunsten werden niet zonder reden door veel mensen gezien als essentieel tijdens de coronacrisis. We kunnen dus gerust spreken van een bijdrage aan zowel het Bruto Nationaal Product als aan het Bruto Nationaal Geluk. De visie op kunst moet duidelijk een radicale shift maken. Waarom zou er geen draagvlak bij de burger kunnen gevonden worden voor een degelijke ondersteuning van de kunsten wanneer deze zoveel meerwaarde genereren?

UNESCO beveelt aan: “De aangesloten staten moeten regelingen treffen om, door middel van nauwe coördinatie van hun beleid met betrekking tot onder meer cultuur, onderwijs en werkgelegenheid, een beleid uit te werken voor het verlenen van hulp en materiële en morele steun aan kunstenaars, en ze moeten ervoor zorgen dat de publieke opinie wordt geïnformeerd over de rechtvaardiging en de noodzaak van een dergelijk beleid. De aangesloten staten moeten de status van kunstenaars bevorderen en beschermen door artistieke activiteiten, met inbegrip van innovatie en onderzoek, te beschouwen als een dienst aan de gemeenschap.”[^15]

- Het toekomstige Vlaamse Kunstendecreet

De hervorming van ‘de specifieke regels voor kunstenaars in de werkloosheid en de sociale zekerheid’ valt onder het ministerie van Welzijn van de federale overheid. Het Kunstendecreet is een gemeenschapsmaterie. De gesubsidieerde culturele instellingen krijgen hun middelen van en moeten werken volgens de principes van het Vlaamse Kunstendecreet. Aanpassingen in het nieuwe Vlaamse Kunstendecreet zijn niet afgestemd op de federale hervorming van de ‘specifieke regels voor kunstenaars’ en dit kan leiden tot extra onzekerheid met betrekking tot de sociaal-economische positie van de kunstenaar.

Intussen staan ‘fair practices’ ingeschreven in het toekomstige decreet, maar er is nog niets concreet geschreven over hoe ‘fair pay’, dus een faire betaling van kunstenaars, een bindende voorwaarde kan zijn voor organisaties om subsidies te ontvangen of hoe hun werking daarop gecontroleerd kan worden. Pleidooien om meer middelen vanuit de Vlaamse Regering vrij te maken om fair pay uitvoerbaar te maken voor kleine en middelgrote organisaties, die met zeer beperkte steun moeten werken, vallen op een koude steen. Dit is alvast één zekerheid: die extra middelen komen er niet. Alternatieven zouden volgens de Vlaamse Regering een oplossing voor deze onderfinanciering moeten gaan vormen, maar hoe deze alternatieven eruit zullen zien en of ze succesvol zullen zijn, daarover is nog niets geweten.

Fair pay voor kunstenaars lijkt dus nog (verre?) toekomstmuziek. Het ‘Juist is Juist’ charter dat werd ontwikkeld door oKo gaat in de juiste richting, maar is niet bindend. Een degelijke looncalculator die bepaalde minima in de verhouding opdracht /vergoeding reguleert, zodat lonen correcter kunnen worden onderhandeld, is weliswaar in ontwikkeling, maar zonder de nodige budgetten daarvoor, zullen kunstenaars gevangen blijven in een vicieuze cirkel van onderbetaling. Indien uitvoeringsbesluiten fair pay vrijwillig maken, verandert er niets, indien ze fair pay bindend zouden maken, maar geen extra budget voorzien, dan ontstaat er ‘fair pay for the few’. Slechts enkelingen kunnen nog hun werk presenteren onder faire condities.

De kunstenaar is de ‘hoeksteen’ van het beleid, beweert de Visienota van minister van Cultuur Jan Jambon, maar in het nieuwe decreet wordt weinig rekening gehouden met de noden van kunstenaars, waardoor hun precaire situatie blijft bestaan, hun onderhandelingspositie verder verzwakt en ze nog meer zijn overgeleverd aan de goodwill van kunstinstellingen.

Bijvoorbeeld, in het nieuwe decreet zullen de zogenaamde Beurzen (niet gelinkt aan een project en zonder verplichting tot productie) exclusief worden, een ‘prijs’ voor uitzonderlijke verdienste en dus zeer beperkt in aantal en bedrag, terwijl het de enige beurzen waren die periodes van autonoom artistiek onderzoek konden steunen. Deze Beurzen konden het ‘onzichtbare’ werk van kunstenaars vergoeden met een loon vanwege de mogelijkheid de Beurs te laten beheren door een rechtspersoon. In het nieuwe decreet mogen deze Beurzen, net zoals de Residentie Beurzen, niet langer door een rechtspersoon beheerd worden, zodat de kunstenaar ze niet langer als loon kan laten uitbetalen en dus geen sociale rechten kan opbouwen. In projectbeurzen kan een loon wel, maar vanwege de verplichting een ‘output’ te creëren kan een loon maar een klein onderdeel vormen van het totale budget, omdat hier een grote hap naar kosten zal gaan om die output te realiseren.

Mocht de Vlaamse overheid de kunstenaar als hoeksteen van haar beleid zien dan had ze het momentum van nieuwe Kunstendecreet niet gemist en had ze haar verantwoordelijkheid genomen om in samenspraak met de door haar gesubsidieerde organisaties een ‘markt’ te creëren waarin kunstenaars fair worden vergoed voor hun werk. [^16]

- De corona crisis

Wat zijn de nog grotendeels onbekende gevolgen van de coronacrisis en de langdurige sluiting van cultuur op de lange termijn voor de kunsten (internationaal werken, toegang tot beurzen, werken met publiek, toegang tot externe fondsen…)? De relance middelen voor cultuur (deels Europees geld) gaan voor een groot deel naar bakstenen (nieuwe musea en infrastructuur) i.p.v. naar het creëren van werkgelegenheid en beurzen voor kunstenaars.


FRANCAIS

4. Problèmes liés à la politique culturelle en Flandre

Le sous-financement de la culture fait partie des raisons sous-jacentes pour lesquelles les artistes peinent à se constituer une sécurité sociale.

– Stigmatisation

L’image des artistes auprès de certains citoyens et politiciens reste stigmatisante. Les artistes ne seraient pas assez « entreprenants » et trop dépendants des subventions. Un certain nombre d’études ont permis de mettre en lumière la précarité de la situation socio-économique des artistes. Celles-ci montrent que cette précarité n’est pas le résultat d’un manque d’effort de la part de l’artiste ; au contraire, le problème est de nature structurelle. Le sous-financement de la culture conduit à une mauvaise rémunération : seule une fraction du travail que l’artiste effectue pour le compte d’un organisme subventionné est payée.

- Distribution des parts du gâteau

Le secteur culturel génère 5,6 % de la valeur ajoutée brute en Flandre, mais n’est soutenu que pour 1 % du budget total flamand. [^13] Il s’agit d’un déséquilibre dans la répartition des ressources. Un certain nombre de partis politiques présentent la culture comme coûteuse pour la société, alors même qu’elle fait partie de ses moteurs et de ses investisseurs. Il est donc amplement justifié de consacrer davantage de ressources à la culture !

- Absence de restitution de la valeur ajoutée

Tout comme l’éducation, l’art génère une valeur ajoutée indéniable. Les économistes parlent d’externalité positive, ce qui signifie que ces secteurs génèrent une valeur ajoutée économique et sociale pour laquelle l’utilisateur n’a pratiquement rien à payer. Ces secteurs ont un grand effet multiplicateur. Leur valeur ajoutée peut être récoltée dans le secteur du tourisme, de l’urbanisme, des projets immobiliers (sans que l’artiste n’en retire les bénéfices), mais aussi dans l’éducation, les soins de santé, etc.

Ce n’est pas pour rien les arts ont été considérés comme essentiels pendant la crise du coronavirus. C’est donc sans risque qu’on peut parler d’une contribution à la fois au Produit Intérieur Brut et au Bonheur Intérieur Brut. Il est clair que la vision de l’art doit changer radicalement. Comment penser qu’il serait impossible de soutenir publiquement les arts alors qu’ils génèrent une telle valeur ajoutée ?

L’UNESCO recommande : « Les États membres devraient prendre des dispositions, par une coordination étroite de leurs politiques en matière de culture, d’éducation et d’emploi, entre autres, pour concevoir des politiques d’aide et de soutien matériel et moral aux artistes, et devraient veiller à ce que l’opinion publique soit informée du bien-fondé et de la nécessité de ces politiques. Les États devraient promouvoir et protéger le statut des artistes en traitant les activités artistiques, y compris l’innovation et la recherche, comme un service à la communauté. » [^14]

- Le futur D’écret flamand sur les Arts

La réforme des « règles spécifiques pour les artistes en matière de chômage et de sécurité sociale » relève du ministere des Affaires sociales et de la Santé publique. Le décret sur les arts est une affaire communautaire. Les institutions culturelles subventionnées doivent travailler selon les principes du décret flamand sur les arts. Les ajustements du nouveau décret flamand sur les arts ne sont pas alignés sur la réforme fédérale des « règles spécifiques pour les artistes » et cela peut conduire à une incertitude supplémentaire concernant la position socio-économique de l’artiste.

En attendant, des « pratiques équitables » sont inclues dans le futur décret sans que rien de concret n’ait été écrit, ni sur la façon dont une rémunération équitable pour les artistes pourrait être une condition contraignante pour les organisations qui reçoivent des subventions, ni sur la façon dont leurs activités pourraient être contrôlées à cet égard. Les plaidoyers pour des ressources supplémentaires du gouvernement flamand, qui permettraient de rémunérer équitablement les petites et moyennes organisations travaillant avec un soutien très limité, sont laissés sur le carreau. Une chose est sûre : ces ressources supplémentaires n’arriveront pas. Selon le gouvernement flamand, des alternatives devraient apporter une solution à ce sous-financement, mais on ignore quelles seraient ces alternatives et leur degré d’efficacité.

La rémunération équitable des artistes se mire donc dans un avenir lointain. La charte « Juist is Juist » développée par oKo est sur la bonne voie, sans être contraignante. Un calculateur de salaire décent qui règle certains minima dans le ratio prestation/honoraire est certes en cours de développement, mais si les budgets ne suivent pas, les artistes resteront prisonniers d’un cercle vicieux de sous-paiement. Si les décrets rendent la rémunération équitable facultative, rien ne changera ; s’ils rendent la rémunération équitable obligatoire sans prévoir de budget supplémentaire, on obtiendra une « rémunération équitable pour quelques-uns ». Seuls quelques chanceux pourront présenter leur travail dans des conditions dignes.

L’artiste est la « pierre angulaire » de cette politique, affirme le mémo « Vision » du ministre de la culture Jan Jambon. Mais le nouveau décret ne tient guère compte des besoins des artistes, ce qui consolide leur position précaire, affaiblit leur capacité de négociation et les livre d’autant plus à la merci des institutions artistiques.

Par exemple, dans le nouveau décret, les « Bourses » (non liées à un projet et sans obligation de production) deviendront exclusives et très limitées en montant et en nombre, plus proches d’un « prix » pour mérite exceptionnel, alors qu’elles étaient les seules à soutenir des périodes de recherche artistique autonome. Ces subventions ont permis de compenser le travail « invisible » des artistes par un salaire grâce à la possibilité de faire gérer la subvention par une personne morale. Dans le nouveau décret, ces Bourses, tout comme les Bourses de Résidence, ne pourront plus être gérées par une personne morale, de sorte que l’artiste ne pourra plus les toucher sous forme de salaire, ce qui le privera effectivement de droits sociaux. Dans les subsides de projet il est possible de percevoir un salaire, mais en raison de l’obligation de « résultat », celui-ci ne représentera qu’une petite partie du budget total, car la plus grande partie sera consacrée à la réalisation de ce résultat.

Si le gouvernement flamand considère l’artiste comme la pierre angulaire de sa politique, il n’aurait pas manqué l’élan du nouveau décret sur les arts pour prendre sa responsabilité et, en consultation avec les organisations qu’il subventionne, créer un « marché » dans lequel les artistes sont équitablement rémunérés pour leur travail. [^15]

- La crise du coronavirus

Quelles seront les conséquences encore largement inconnues de la crise sanitaire et de la longue suspension de la culture sur le long terme, particulièrement pour le secteur artistique (travail international, accès aux subventions, travail avec les publics, accès aux fonds externes…) ? Les fonds de relance de la culture (en partie européens) sont majoritairement consacrés à la construction de nouveaux musées et de nouvelles infrastructures, au lieu de créer des opportunités et des subventions pour les artistes.


ENGLISH

4. Problems of cultural policy in Flanders

One of the other underlying reasons why artists have difficulty building up social security is the underfunding of culture.

- Stigmatisation

The image of artists among some citizens and politicians is still stigmatising. Artists are said to be not sufficiently ‘enterprising’ and to be too dependent on subsidies. A number of studies have been carried out clarifying the precarious socio-economic situation of artists. They show that this precariousness is not the result of a lack of effort on the part of the artist; on the contrary, the problem is structural in nature. Underfunding of culture leads to poor remuneration: only a fraction of the work that the artist does on behalf of a subsidised organisation is paid.

- A fair share of the cake

The cultural sector generates 5.6% of the gross added value of Flanders, but is only supported for 1% of the total Flemish budget. [^14] This is a lopsided situation in the distribution of resources. Culture is presented by a number of political parties as a cost for society, while it is precisely one of its drivers and financiers. More resources for culture are therefore more than justified!

- Lack of return of added value

Like education, art generates significant added value. Economists speak of a positive externality, which means that these sectors generate an economic and social added value for which the user does not or hardly has to pay. They have, as it were, a large multiplier effect. Their added values can be harvested in, for example, the tourism sector, urban development, real estate projects (without the artist reaping the benefits), but also in education, health care, etc.

It is not without reason that many people considered the arts essential during the corona crisis. We can therefore safely speak of a contribution to both the Gross National Product and the Gross National Happiness. The vision of art clearly needs a radical shift. Why should there not be public support for the arts when they generate so much added value?

UNESCO recommends: “Member States should make arrangements, through the close coordination of their policies relating to culture, education and employment, among others, to devise policies for the provision of assistance and material and moral support to artists, and should ensure that public opinion is informed about the justification and necessity of such policies. Member States should promote and protect the status of artists by considering artistic activities, including innovation and research, as a service to the community. “[^15]

- The future Flemish Arts Decree

The reform of ‘the specific rules for artists in unemployment and social security’ falls under the Ministry of Welfare of the federal government. The Arts Decree is a community matter. Subsidised cultural institutions receive their resources from and must work according to the principles of the Flemish Arts Decree. Adjustments in the new Flemish Arts Decree are not aligned with the federal reform of the ‘specific rules for artists’ and this can lead to additional uncertainty regarding the socio-economic position of the artist.

In the meantime, ‘fair practices’ are included in the future decree, but nothing concrete has been written yet about how ‘fair pay’, i.e. a fair payment for artists, can be a binding condition for organisations to receive subsidies, or how their operations can be monitored in this regard. Pleas to free up more resources from the Flemish Government to make fair pay feasible for small and medium-sized organisations, which have to work with very limited support, fall on a cold stone. This is one certainty: there will be no extra resources. According to the Flemish Government, alternatives should provide a solution to this underfunding, but what these alternatives will look like and whether they will be successful is still unknown.

Fair pay for artists therefore still seems to be (far?) in the future. The ‘Right is Right’ charter developed by oKo goes in the right direction, but is not binding. A decent wage calculator that regulates certain minima in the ratio of assignment to remuneration, so that wages can be negotiated more correctly, is indeed being developed, but without the necessary budgets for this, artists will remain trapped in a vicious circle of underpayment. If implementing decrees make fair pay voluntary, nothing will change; if they make fair pay compulsory, but do not provide for an extra budget, then ‘fair pay for the few’ will be the result. Only a few can then still present their work under fair conditions.

The Vision Memorandum of Culture Minister Jan Jambon, claims that the artist is the ‘cornerstone’ of the policy, but the new decree takes little account of the needs of artists, which means that their precarious situation remains, their negotiating position is further weakened and they are even more at the mercy of the goodwill of art institutions.

For example, in the new decree, the so-called Bursaries (not linked to a project and with no obligation to produce) will become exclusive, a ‘prize’ for exceptional merit and therefore very limited in number and amount, whereas they were the only grants that could support periods of autonomous artistic research. These Bursaries could compensate the ‘invisible’ work of artists with a salary because of the possibility to have the Bursary managed by a legal person. In the new decree, these Bursaries, just like the Residence Bursaries, may no longer be managed by a legal person, so that the artist can no longer have them paid as a salary and thus cannot build up any social rights. In project grants, a salary is possible, but because of the obligation to create an ‘output’, a salary can only form a small part of the total budget, because a large chunk of the costs will be spent on realising that output.

If the Flemish government had seen the artist as a cornerstone of its policy, it would not have missed the momentum of the new Arts Decree and would have taken its responsibility, in consultation with the organisations it subsidises, to create a ‘market’ in which artists are fairly remunerated for their work. [^16]

- The corona crisis

What are the still largely unknown long-term consequences of the corona crisis and the long-term closure of culture for the arts (working internationally, accessing grants, working with audiences, accessing external funds…)? The relaunch funds for culture (partly European money) go largely to bricks and mortar (new museums and infrastructure) instead of creating jobs and grants for artists.